Nederland investeerde tien jaar lang in het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW). In deze serie blikken hoofdrolspelers terug en kijken ze naar de toekomst. André Jellema is programmamanager bij de sociale onderneming AUXFIN: ‘Hoe krijg je waardevolle informatie en toepassingen bij lokale gemeenschappen als een stabiel internet ontbreekt?’
AUXFIN omschrijft zichzelf als een ‘sociale onderneming’. Wat houdt dit in?
‘We zijn in de basis een softwarebedrijf. Een bedrijf maakt winst, maar winst maken is niet ons belangrijkste doel. Ons doel is allereerst om duurzame impact te realiseren middels financiële en sociale inclusiviteit voor iedereen. Dus ook voor kwetsbare groepen, zoals vluchtelingen, laaggeletterden en in het geval van G4AW: kleine voedselproducenten in Burundi, een klein land in midden Afrika.’
Jullie project heette GAP4A: Good Agricultural Practices for All. Wat was het idee?
‘Burundi is een van de armste landen van Afrika. De meeste boeren hebben maar beperkt toegang tot landbouwproducten. En als ze er al aan kunnen komen, weten ze vaak niet goed wat ze er precies mee moeten doen. Boeren kunnen landbouwproducten selecteren en inkopen via AgriCoach. Wij ontvangen hiervan een klein percentage als commissie. Dankzij deze inkomsten kunnen we onze AgriCoach adviesdiensten gratis aanbieden.
Wat houden deze adviesdiensten in?
‘We hebben we een app ontwikkeld: de AgriCoach. Deze toepassing, die gebaseerd is op satellietdata en andere geoinformatie, vertelt voor elke specifieke locatie welke gewassen je het beste kunt verbouwen en wanneer je moet zaaien, bemesten en oogsten.’
Voor een app moet je internet hebben. Beschikken boeren in Burundi hierover?
‘Dat was misschien wel de grootste uitdaging. We begonnen met een online toepassing. Dat bleek te optimistisch: niet overal in Burundi is betrouwbaar internet aanwezig. Sindsdien is de ‘digitale snelweg’ onderdeel van onze plannen. We zorgen dat we de juiste informatie op de juiste plek krijgen, online als het kan, offline als het moet. Hierin speelt onze G50 aanpak een belangrijke rol.’
Wat houdt de G50 aanpak in?
‘G50 is een groep met maximaal vijftig huishoudens die met elkaar overleggen en elkaar helpen. De methode sluit aan op lokale gewoonten: mensen leven al eeuwen lang in kleine gemeenschappen. We voorzien de groepen van een tablet en zonnepanelen voor stroom. Via één tablet kunnen we op deze manier tot wel vijftig gezinnen van waardevolle informatie voorzien. De groepsleiders zorgen er voordat de diensten en informatie toegankelijk zijn voor alle leden, inclusief de mensen die niet kunnen lezen en schrijven. Zij worden ondersteund door key activators: mensen die ook de tablets updaten en data en goederen transporteren.’
Konden de kleine boeren in Burundi meteen met de app uit de voeten?
‘Satellietdata vormen de basis van de toepassing. Ze bieden onder meer klimaatinformatie en een weersverwachting. Wij zijn gewend met zulke data te werken, voor hen is het abracadabra. Veel mensen in Burundi kunnen niet lezen en schrijven. Daarom maken we gebruik van eenvoudige visualisaties. De gebruiker ziet een scherm zien met een aantal knoppen en instructievideo’s. Die video’s laten zien welk gewas je waar het beste kunt planten, wanneer je moet bemesten en hoe je dat doet.’
Hielp de Agricoach de lokale bevolking van Burundi aan betere oogsten?
‘We hebben de impact van AgriCoach gemeten. Er waren boeren die dertig procent meer maïs, vijftig procent meer aardappelen en zelfs twee keer zoveel bonen oogstten. Toen we zagen dat we waardevolle informatie bij mensen konden brengen en dat zij hiermee konden werken, zijn we de app verder gaan doorontwikkelen. Naast informatie over landbouw zijn er nu ook digitale coaches voor financiën, voeding, gezondheid, seksuele voorlichting en de visteelt.’
Uit uw verslaglegging bleek dat GAP4A zelfs leidde tot een nieuw beroep in Burundi?
‘We ontdekten dat in heel Burundi maar één weerstation te vinden was. Toen hebben we ruim vierhonderd regenmeters gekocht en lokaal geïnstalleerd om de weersverwachting te valideren. Mensen die dagelijks de neerslag doorgaven werden rain master genoemd. Het crowd sourcen van de regenval leidde ook tot grotere betrokkenheid van de lokale bevolking. We zagen dat mensen onze weerberichten beter gingen begrijpen.’
De hamvraag is: willen kleine voedselproducenten ook op lange termijn betalen de informatie en diensten die u hebt ontwikkeld?
‘Het is niet makkelijk om dit voor elkaar te krijgen. Individuele boeren hebben vaak het geld niet of de kennis niet of het ontbreekt ze aan allebei. En soms denken ze dat informatie gratis is. Maar dat is het natuurlijk niet. Wij hebben een gecombineerde dienst. Aan de ene kant krijgen we commissie van bedrijven die producten leveren. Aan de andere kant verdienen we een klein bedrag aan de licentie van de eindgebruiker.’
Hoe heeft dit project jullie visie over financiële inclusie veranderd?
‘Van GAP4A leerden we dat financiële inclusie niet kan bestaan zonder sociale inclusie. Het begint allemaal met de juiste informatie bij de juiste mensen krijgen. Wat heb je nodig? Wanneer? Hoe kom je eraan? Hoe financier je het? Die informatie moeten we ontsluiten op een manier die past bij de lokale situatie en de mensen die met deze informatie moeten werken. Met de uitrol van de G50 methode zijn bestaande sociale structuren tussen dorpelingen langzaam versterkt en beginnen de G50 groepen meer en meer met elkaar te ondernemen.’
Hoe gaat het verhaal van GAP4A verder nu G4AW is gestopt?
‘De AgriCoach werkt en wordt steeds verder uitgebreid. In 2024 lanceren we de toepassing in Burkina Faso en Oeganda. Ik ben optimistisch over de toekomst.’