Het Nederlandse satellietinstrument OMI werd gebouwd voor een missie van minimaal zes jaar. Inmiddels gaat het al achttien jaar mee. Morgen draait OMI zijn 100.000ste rondje om de aarde. En nog steeds verzamelt het instrument waardevolle informatie over de luchtkwaliteit en de ozonlaag.
Het Ozone Monitoring Instrument werd aan het begin van dit millennium gebouwd door Nederland samen met Finland. OMI moest een cruciale vraag beantwoorden: helpt het wereldwijde verbod op de uitstoot van chloorfluorkoolwaterstoffen (cfk’s) om het gat in de ozonlaag te dichten? Op basis van achttien jaar OMI-data zijn wetenschappers voorzichtig optimistisch. Het gat in de ozonlaag is niet verder toegenomen, mogelijk is het herstel ingezet.
De gegevens van OMI worden gebruikt voor onderzoek én voor praktische toepassingen. Wetenschappers gebruiken de data voor onderzoek naar het veranderende klimaat en de utraviolette straling (UV) in het zonlicht. KNMI monitort met OMI de luchtkwaliteit. Uit de lange datareeks blijkt dat de concentratie stikstofdioxide in de lucht boven Europese steden sinds 2005 met dertig tot vijftig procent is afgenomen. Deze afname is tot stand gekomen door regels over de uitstoot van stikstofoxiden.
Kans voor Nederland
Joost Carpay van het NSO kreeg al vroeg in zijn carrière met OMI te maken: ‘In mijn eerste werkweek voor het NIVR om precies te zijn.’ Het NIVR was een van de voorlopers van het NSO en betrokken bij de ontwikkeling van het instrument. ‘We hadden eerder Sciamachy gebouwd, ook een satellietinstrument voor onderzoek naar de atmosfeer. De ontwikkeling van OMI was een kans voor de Nederlandse ruimtevaartindustrie om zich verder te specialiseren en haar activiteiten op het gebied van atmosfeeronderzoek uit te bouwen.’
Nederland gooide met OMI hoge ogen bij NASA, die de kans bood het instrument te vliegen. Revolutionair was het gebruik van een CCD: een rechthoekige sensor in plaats van één lijn met pixels. Hierdoor kon het aantal bewegende delen in het instrument sterk worden teruggebracht. Daarnaast was OMI veel kleiner en lichter dan NASA had verwacht. Carpay: ‘Nederland combineerde optische kennis met een slim, klein en robuust ontwerp. Hiermee onderscheidden we ons in de wereld.’
Toegevoegde waarde
Volgens Carpay heeft OMI nog altijd toegevoegde waarde, ook al heeft Nederland met Tropomi in 2017 een waardige opvolger gelanceerd en komt de lancering van SpexOne op de Amerikaanse satelliet PACE eraan. ‘Door onze grondige kennis van OMI kunnen we het instrument gebruiken om nieuwe satellietinstrumenten te ijken. Daarnaast levert OMI nog altijd waardevolle meetgegevens op: extra datapunten die ons in staat stellen om zelfs kleinere variaties in de atmosfeer door de dag heen te meten.’
Tijdens de 100.000 rondjes die OMI sinds 2004 om de aarde vloog, verrichtte het instrument zo’n negen miljard metingen. Wat zegt die lange levensduur over de Nederlandse capaciteiten in de ruimtevaart? Carpay: ‘OMI toont aan dat Nederland atmosferische satellietinstrumenten kan bouwen die in de wereld ongeëvenaard zijn. Dit was de eerste samenwerking van Nederland en NASA op het gebied van aardobservatie. De samenwerking waarin we toen investeerden, duurt voort tot de dag van vandaag: als NASA optische kennis nodig heeft, komt ze bij voorkeur shoppen in Nederland.’
OMI is ontwikkeld door Airbus Nederland (toen nog Dutch Space) en TNO, samen met talloze Nederlandse onderaannemers. OMI werd gefinancierd door de ministeries van Economische Zaken, Infrastructuur en Milieu en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De analyse en verwerking van wetenschappelijke gegevens van OMI wordt gedaan door het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI).
Lees ook het nieuwsbericht van KNMI over 100.000 rondjes aarde voor 18-jarig satellietinstrument OMI.