>

‘Bij de ministersconferentie in 2022 moeten we pieken’

Hoe maak je met 22 lidstaten één Europees ruimtevaartprogramma, waarbij iedere lidstaat tot zijn recht komt? Dat is de grote uitdaging waar de Europese ruimtevaartorganisatie ESA dit jaar voor staat. In november legt ESA haar plannen voor aan de voor ruimtevaart verantwoordelijke ministers van die 22 lidstaten tijdens de ESA ministersconferentie die eens in de drie jaar plaatsvindt. In de tussentijd wordt ESA op koers gehouden via programmaraden. En Nederland stuurt mee, soms zelfs als voorzitter of vicevoorzitter van zo’n programmaraad.

Hoe gaat dat precies in zijn werk en wat gebeurt er in zo’n programmaraad? Een korte reeks langs voorzitters en vicevoorzitters, die namens Nederland de hamer hanteren in ESA programmaraden

Ruimtevaart krijgt een steeds grotere rol in ons dagelijks leven. Als vicevoorzitter van de Joint Board on Communication Satellite Programs (JCB) werkt Bert Meijvogel aan de toekomst van de (commerciële) ruimtevaart.


Bert Meijvogel, Senior Adviseur Kennistransfer en Telecom bij het NSO en vicevoorzitter van de Joint Board on Communication Satellite Programme (JCB)

U bent al bijna twintig jaar lid van de programmaraad JCB. Welke grote veranderingen heeft u in die tijd gezien?

‘Twintig jaar geleden werden satellieten vooral gebruikt voor de doorgifte van telefoon- en televisiesignalen. Tegenwoordig gebruiken we satellieten voor breedband internet en voor talloze andere toepassingen in ons dagelijks leven. Het was ook een tijd waarin de ESA satellieten ontwikkelde met nieuwe mogelijkheden, die de industrie vervolgens kon gebruiken. Nu wordt negentig procent van alle activiteiten door de industrie geïnitieerd. In die zin heeft de ruimtevaart een veel commerciëler karakter gekregen.’

Is door deze veranderingen het werk van de JCB ook veranderd?

‘Inhoudelijk zeker. Na de laatste ministersconferentie, een moment eens in de drie jaar waarop de lidstaten van ESA de koers voor de toekomst bepalen, is ons programma op de schop gegaan. Vier pilaren vormen nu de kern van onze activiteiten: technologieontwikkeling, toepassingen, partnerschappen en marktverkenningen. Daarnaast zijn er drie aandachtsgebieden met onderwerpen die nu actueel zijn: integratie van satellieten met het 5G-netwerk, beveiligde verbindingen met satellieten en optische communicatie.’

Waar verwacht u de grootste ontwikkelingen de komende tijd?
‘In elk geval in de optische communicatie. Satellieten gaan met elkaar en met de grond communiceren via laser, in plaats van radiosignalen, zoals nu. Optische communicatie is beter te beveiligen en het biedt meer capaciteit. Dat is belangrijk, omdat het radiospectrum vol begint te raken met mobiele communicatie en draadloze netwerken op aarde.’

En als het gaat om commerciële toepassingen stimuleren, waar moeten we dan aan denken?

‘Onze programmaraad gaat over toepassingen en diensten die nog een laatste duwtje nodig hebben om als commerciële toepassing geëxploiteerd te worden. Een goed voorbeeld is medische ondersteuning op zee: artsen die dankzij satellietcommunicatie vanaf het vasteland een patiënt midden op de oceaan kunnen helpen. Maar bijvoorbeeld ook een toepassing die satellietgegevens gebruikt om boeren te adviseren in de aardappelteelt: waar kunnen ze actie ondernemen om te zorgen dat de oogst niet achterblijft. Een recent wapenfeit zijn de nieuwe productlijnen voor telecommunicatiesatellieten van Thales Alenia Space, het Spacebus NEO platform, en Airbus met hun Eurostar NEO platform. Dit heeft ESA samen met deze industrieën ontwikkeld.’


Satellietbeeld van de Noordzee genomen met Sentinel-3. Bron:ESA

Hoe is het om vicevoorzitter te zijn van deze programmaraad?

‘Een mooie uitdaging. Soms vervang ik de voorzitter en leid ik de vergadering. Dan moet je heel concreet zijn; vertegenwoordigers van 22 landen én de ESA op één lijn zien te krijgen. Als we écht iets voor elkaar krijgen en iedereen tevreden naar huis gaat, geeft dat bijzonder veel voldoening.’

Is het belangrijk voor Nederland om de vicevoorzitter van JCB te leveren?

‘Als vicevoorzitter zit je wat dichter bij het vuur dan als lid. Het levert belangrijke contacten op en je kunt hier en daar sturend optreden, al is je positie neutraal, dus tussen ESA en de lidstaten in. Ik doe dit nu voor de derde keer. De waardering en het vertrouwen van collega’s in de programmaraad is groot, dat merk ik bij elke vergadering.’

Waar kijkt u de komende tijd het meest naar uit?

‘De ministersconferentie van november 2022. Veel vragen staan nog open: komen er nieuwe ontwikkelprogramma’s bij? Welke toepassingen gaan we ondersteunen? Hoe gaan we verder met optische communicatie en welke rol is daarin weggelegd voor ESA? In de aanloop naar de ministersconferentie zullen we meer vergaderen, want juist dan moeten we pieken als programmaraad.’